Loopbaanoriëntatie

Door een uitgebreid Loopbaan Oriëntatie Begeleidingsprogramma (LOB) aan te bieden wil het Zwijsen College bereiken dat:

  1. alle leerlingen aan het begin van het eindexamenjaar een goed beeld van zichzelf hebben;
  2. alle leerlingen een goed beeld van het aanbod van de opleidingen en de arbeidsmarkt hebben;
  3. alle leerlingen een passende studiekeuze kunnen maken.

Ook voor LOB geldt dat iedere leerling zijn eigen pad bewandelt. Het Zwijsen College biedt LOB op maat. De school wil leerlingen eigenaar maken van hun eigen loopbaan. Iedere leerling is een uniek persoon met eigen talenten en vaardigheden. Leerlingen moeten ook op school de ruimte krijgen om zichzelf te leren kennen.
Enerzijds willen we leerlingen laten zien wat het aanbod is en hen ondersteunen bij het keuzeproces.
Anderzijds willen we leerlingen zo optimaal mogelijk voorbereiden op de toekomst. Een leven lang werken bij één werkgever of zelfs in één functie is voorbij. De snel veranderende arbeidsmarkt vraagt om een andere grondhouding. Men moet continu blijven nadenken over de eigen inzetbaarheid. Deze bewustwording willen we leerlingen meegeven. Hiervoor is het belangrijk dat zij leren kiezen vanuit hun eigen persoonlijkheid, interesses en vaardigheden.

De 4 speerpunten van het decanaat zijn:

  1. Een leerling heeft zelfkennis
    Drie vragen die vaak terugkeren in de literatuur over loopbaanbegeleiding zijn:
    • Wie ben ik? (persoonlijkheid)
    • Wat kan ik? (capaciteiten)
    • Wat wil ik? (interesses)
    Om een passende studiekeuze te maken is het verkrijgen van inzicht in je persoonlijkheid van groot belang. Het is onmogelijk een passende keuze te maken als je geen zicht hebt op wie je bent. Een loopbaan staat niet stil en duurt je hele leven. De enige constante factor ben je zelf. Het uitbreiden van kennis over jezelf is dus cruciaal om de juiste keuzes te kunnen maken. Capaciteiten van een leerling gericht op het niveau van de vervolgopleiding zijn door cijfers en de richting redelijk voorspelbaar.
    Motieven, behoeften, waarden, idealen en overtuigingen dient de leerling te leren benoemen.
  2. Een leerling weet wat het aanbod is
    Pas als het aanbod op de arbeidsmarkt en van het onderwijs bekend is, wordt het voor leerlingen mogelijk om te kijken wat bij hen past. Het zicht op het aanbod van opleidingen en de arbeidsmarkt wordt vergroot door voorlichting, tal van activiteiten, een techniekavond en het bezoeken van bedrijven.
  3. Een leerling heeft geleerd te kiezen
    Leerlingen leren vaardigheden om een keuze te kunnen maken. De vaardigheden zullen met name gericht zijn op keuzes met betrekking tot pakketten, studies en beroepen. De belangrijkste keuzemomenten voor onze leerlingen vinden plaats in leerjaar drie en het eindexamenjaar. In leerjaar drie maken havo- en vwo-leerlingen hun pakketkeuze. Ter ondersteuning van het maken van de juiste pakketkeuze wordt er tijdens de mentorlessen gewerkt met de profielwijzer. In het eindexamenjaar maken leerlingen hun studiekeuze voor de vervolgopleiding definitief.
  4. Aansluiting met het vervolgonderwijsis verbeterd 
    In elk vak wordt door de vakleraar verband gelegd met het vervolgonderwijs. Tijdens de lessen brengt hij leerlingen op de hoogte van de beschikbare opleidingen en mogelijke beroepen binnen het vakgebied. Er wordt gestreefd naar een betere aansluiting op het vervolgonderwijs. In overleg met de hogescholen en universiteiten bespreken we welke vakken belangrijk zijn en welke vaardigheden leerlingen nodig hebben om hun vervolgopleiding succesvol te starten en te kunnen voltooien.